ROESELARE. - Heel wat
Roeselaarnaars zullen José al wel eens zien voorbij rijden hebben met zijn paars-wit
geschilderde «geit» waarvan het achterste deel een stukje uitgelengd is. Deze
dertigjarige uitbater van café «Twiel» in de Kermisstraat staat in onze streken
algemeen bekend als de man van de Belgische 2 CV-Dyane klub, zonder dat hij binnen die
klub enige officiële funktie bekleedt. Wie echter een probleempje heeft met zijn «geit»
gaat onvermijdelijk naar José. Hij toverde al menig geitje om tot een kleurrijk en
origineel wagentje en won er ook al heel wat prijzen mee. José weet alles af van de 2 PK.
In een uur kan ik een volledig gedemonteerde motor van een geit weer in elkaar steken, zo
zegt hij zelf. H.W.N.: «Hoe ben je daar
nu toe gekomen?»
J. Biesbrouck: «Op reis zag ik eens een open wagen die omgebouwd was. Dat gaf me
vriend die kan lassen en souderen zijn we er dan aan begonnen.
Die eerste was de klassieke stunt, een mercedes-2 PK kombinatie. Het is dan allemaal in
een stroomversnelling gegaan en nu kan ik er niet meer van los. Het is ook voor een stuk
emotioneel. »
H.W.N.: «En de wedstrijden en meetings dan?»
J. Biesbrouck: «In '78 begon de klub en zij richtten een schoonheidswedstrijd in.
Het is mij altijd al om de schoonheid te doen geweest, niet om de snelheid. Ik had nog een
wrak van een geitje staan en dat heb ik dan gedemonteerd en opgedaan. Ik ben er mee naar
Rochefort geweest en heb er gewonnen. Daar werden ook de eerste kontakten gelegd met de
klub. Er waren 350 deelnemers uit verschillende landen. Het was een soort driedaagse met
ondermeer behandigheidsproeven. België behaalde daar de eerste drie. Ons land is
traditioneel bij de besten wat het verbouwen van 2 PK's betreft. De Nederlanders zoeken
het meer in het verbouwen tot woonwagen en de Duitsers zijn de kampioenen van het
beschilderen. Dat was ook de eerste keer dat ik won met mijn «Saint Tropez».»
H.W.N.: «Daarna volgden nog prijzen voor diezelfde rode
wagen ? »
J. Biesbrouck: «Inderdaad. Ook in '78 kreeg ik de eerste prijs op een
meeting in Zedelgem. In Chartres werd het een vermelding. In '79 ging ik naar Denemarken
voor de wereldmeeting. Daar waren zo'n vierhonderd auto's en België behaalde de eerste
prijs in klubverband. Op de wereldmeeting van Zedelgem van verleden jaar kreeg ik
ook een gouden medaille. Daar waren 1.200 wagens. Indien je zou willen kan je elke week
naar een meeting. De kleinere meetings laat ik echter bewust achterwege, ik doe alleen nog
de grote.»
DRIE WAGENS
H.W.N.: «Hoeveel geitjes heb je nu?»
J. Biesbrouck: «Momenteel heb ik er drie. Ik heb er één staan van 1956 die nog
moet opgedaan worden. De verkopers hadden er 24 jaar mee gereden. Dan heb ik mijn «
Saint-Tropez » die ik angstvallig bewaar, die is van '63. Dan heb ik nog de paarse waar
ik dagelijks mee rijd en die is van '66. »
H.W. N.: «Je verzamelt ook ?»
J. Biesbrouck: « Ik verzamel alles wat maar van ver of dicht met de geit te maken
heeft. Ik verzamel de auto's zelf niet, of toch niet meer. Er is een tijd geweest dat ik
er 12 had en toen had ik ook nog twee moto's. De plaats ontbreekt nu een beetje.»
H.W.N.: «Waarom doe je nu zoiets?»
J. Biesbrouck: «Ach, hoe begint dat allemaal. Je koopt uit noodzaak een eerste
geit. Ik herinner me nog dat die in zodanig 'goeie' staat was dat ik reed met een
reservemotor in de koffer. Het wagentje deed het echter goed en bleef het doen. Op de duur
ga je van die wagentjes houden. »
H-W.N.: «Wanneer krijgen we nog eens een speciale
kreatie te zien?
J. Biesbrouck: «Ik heb ideeën genoeg hoor, maar de tijd ontbreekt een
beetje, ook al door het café. Ik blijf echter bij de 2 PK, dat is zeker. Vroeg of laat
zal ik mij nog wel eens wagen aan een nieuwe wagen. »
Regelmatig zijn er nu ook «Charlestons» te zien aan
«Twiel». Dit is een nieuw soort geitje dat in bordeaux en zwart op de markt wordt
gebracht. Graag vermelden we er bij dat wie op zondagnamiddag met zo'n Charleston naar
Twiel komt de eerste twee konsumaties gratis aangeboden krijgt. (VIC)
|